januari19
Moe van iedereen die met woorden komt,
met woorden maar niet met taal,
ging ik naar het sneeuwbedekte eiland.
Het ongerepte heeft geen woorden.
De ongeschreven bladzijden breiden zich
naar alle kanten uit.
In de sneeuw stuit ik op hoefsporen van een ree.
Taal, maar geen woorden.
Tomas Tranströmer
januari11
Ha, daar ben je eindelijk. Kleine meid met je grote ogen. Het heeft even geduurd. Bijna een halve eeuw. Sorry daarvoor. Dat mag je smartelijk vinden. Een reden om te rouwen misschien. Maar je kunt je ook overgeven aan het inzicht dat de omweg nu eenmaal de enige weg is van de mens. Nou ja, omweg, bij ons is het eerder een lus. Jij was al thuis en nu kom ik het ook. Waar ik het over heb? Over van huis gaan en weer aankomen. Over iets wat jij al wist. Maar wat is weten? Laten we het even vermoeden blijven noemen. Dat had jij. Een Ahnung over het mysterie van het leven.
Vanochtend fietste ik door mijn door regen en onweer opgefriste dorp en ineens zat jij achterop. Na al die jaren. Een plotselinge lichte last voelde ik. Toen ik omkeek had je je beentjes al in mijn kleurige fietstassen gestopt. Je rook de natte geuren uit jouw dagen. Zwoele, kruidige, lieve bloemen en zo. En omdat ik door jouw onverwachte komst overmoedig werd, waren we even verdwaald. We kwamen terecht in een nieuwbouwwijk met overal doodlopende doolhofjes. Het was best grappig, want we moesten in ieder hofje onverrichter zake terugzwenken en bakzeil halen. Maar ik voelde ook hoe je achter mij verstijfde. Hoe je herinneringen aan het ophalen was. Dat je op zondag tussen twee kerkdiensten in op visite ging bij mensen in net zulke huizen als waar we langs fietsten. Met keurige tuintjes en vitrages en cactussen in de vensterbank. En dat je daar ter plekke wanhopig van werd. Alleen kon je dat vroeger niet begrijpen. Laat staan vertellen. Dat was nog voordat je naar school moest. Tot die tijd was je nog een gezegend kind als je het goed nagaat, maar die informatie heeft je kleuterhart helaas nooit kunnen bereiken. meer
januari4
De bel. Meneer van de glasvezel. Of ‘ie even binnen mag komen. Hij hoeft alleen wat dingen af te vinken. Zijn pen hangt al in de lucht boven de vakjes ja en nee.
‘Ik neem aan dat u boven ook televisie hebt?’
Nnnou…
‘Ik neem aan dat u hier niet alleen woont?’
Uh, hoe komt u daar zo bij?
Meneer ziet mijn aarzeling niet, maar gaat door met aannemen:
‘Ik neem aan dat u veel films kijkt?’
Natuurlijk is het handig, ja zelfs van levensbelang dat de glasvezelboy van een aantal zaken uitgaat in zijn nog jonge leven. Als er bijvoorbeeld een auto aankomt moet je niet oversteken, anders word je aangereden. meer
december29
Ik nam haar de laatste tijd wel eens mee als ik orgel moest spelen, mijn kleine meid.
Ik weet het wel, zo’n groot orgel is meer iets voor mannen, maar elke keer weer zwichtte ik voor haar enthousiasme.
Als ik het orgel erg hard liet dreunen deed ze haar handjes voor haar oren, maar bij de zachtere klanken begonnen haar oogjes te glanzen. Wanneer het register van de fluit moest worden opengezet zag ik haar stralen. Ze wist dat zij dat mocht doen. Ik knikte dan met mijn hoofd, en zij trok de juiste knop uit terwijl ik rustig doorspeelde.
Ook vandaag deed ze dat. Toen ik even later opzij keek zag ik haar nergens meer. Ik werd een beetje ongerust, maar vér kon ze niet zijn. Dus ik speelde die Air van Bach tot het einde toe uit. Daarna zou de dominee met zijn preek beginnen.
Toen de laatste klank van het orgel was weggestorven, stond ik op van de orgelkruk en zocht het koor af. Waar had mijn kleine meid zich verstopt? meer
december26
Op de een of andere manier lukt het me niet te bedenken wat een transparante relatie is. Of glasheldere politiek. Of een lucide werkvloer. Zijn wij zelf dan zo inzichtelijk? Wat kennen we onszelf nu helemaal? Hoe vaak doen of denken we niet iets waar we geen touw aan vast kunnen knopen? Van mij mag dat tegenwoordig gewoon allemaal. Laat het touw en de knopen maar thuis. Niet-weten is mijn veilige toevluchtsoord geworden.
Als kind werd ik zeer ongelukkig van het feit dat er regels bedacht leken te zijn op een dag dat ik kennelijk ziek was. De zogenaamde transparantie van de ongeschreven wetten deed mij in eenzame nevelen dwalen. Nergens was nabijheid. Die tijd is gelukkig voorbij. Bij het klimmen der jaren ben ik erg opgeknapt van naasten die ik niet meer in een hokje kan wegzetten. Want juist liefde blijkt diffuus te zijn. Grenzeloos.
Naast mij loopt een van de meest bijzondere mannen die ooit door God geschapen is. Een winterkoning zonder schutkleur. Hij verbreekt onze stilte:
‘Jij bent celibatair. Dat is zo helder als wat.’ meer